Op Coimbra was ik niet meteen verliefd. Ons hotel lag tegenover de gevangenis. Hoge muren met prikkeldraad. Uitkijktoren voor de bewakers. Niet het beste begin.
Op weg naar het oude centrum liepen we tegen een botanische tuin aan: gigantische bomen, kassen, aangelegde tuinen, terrassen, wandelpaden en metershoge bamboe: een oase van groen en vrijheid. En dat op steenworp afstand van hotel en gevangenis. Meteen begon ik hypothetische plannen te maken. Als ik hier zou wonen dan zou ik heel vaak naar deze tuinen gaan.
Een half uur later was ik plannen aan het maken voor mijn studententijd. Er bestond geen twijfel over: als ik hier had gestudeerd dan was ik filosoof geworden. Twintig jaar geleden heb ik getwijfeld over filosofie studeren en gedacht dat de wereld niet op een filosoof zat te wachten. Daar had ik me natuurlijk niets van aan moeten aantrekken, maar ik was jong. In Coimbra voelde het alsof de wereld wel op een filosoof zat te wachten.
Dat alles dacht ik terwijl we op het oude universiteitsterrein stonden, gelegen in de ‘hoge stad’. Het plein werd aan drie kanten omsloten door indrukwekkende, barokke bouw. De vierde zijde was volledig open én dat op het hoogste punt van de stad. Het uitzicht op de omringende groene bergen was adembenemend. Inspirerend. Dit was een plek voor filosofen om hun gedachten te laten gaan, zoals in de bergen van Heidelberg. De bebouwing links en rechts voelde niet beklemmend, maar als omlijsting van het uitzicht. Zoals je op de 30ste verdieping van een gebouw de architectuur nodig hebt om een panoramisch uitzicht mogelijk te maken. Ingelijst.
Aan het oude universiteitsterrein ligt de Joanna bibliotheek. Iedere 20 minuten mogen 50 man Efteling-gewijs de bibliotheek bezoeken. Eerst 5 minuten in de kelder, waar vroeger een gevangenis was. Daarna stromen 50 man de volgende kamer in. Voor deze gewelfde bibliotheek geldt opnieuw 5 minuten bezoektijd. Daarna worden de deuren geopend naar de Joanna bibliotheek: 10 minuten. Het is de mooiste bibliotheek die ik ooit heb gezien. Zowel qua aanzicht (de boekenkasten ogen zo esthetisch perfect dat ze op behangpapier lijken) als qua ambitie, want dit is een paleis voor het boek! Hier geldt wijsheid als deugd en het boek als wapen.
Naast het oude, barokke universiteitsterrein ligt het nieuwe universiteitsterrein. Het contrast had niet groter kunnen zijn: de poëzie van het oude tegenover het harde van het nieuwe. Dit was fascistische architectuur op zijn best. Grote betongrijze legostenen, opgesierd met grote marmeren beeldhouwwerken.
De oude en nieuwe gebouwen contrasteerden in stijl, maar ook in onderhoud. De barokke gebouwen zagen eruit als nieuw, terwijl het fascistische beton begon te brokkelen. Het beton werd als canvas gebruikt voor graffiti en aanplakbiljetten: veel posters met gebalde vuisten. Anarchie. Verzet tegen dictatuur en fascisme. Het fascistische universiteitsterrein licht een tipje van de sluier van de dictatuur Portugal (1926-1974). Bovenal voel je de nasleep ervan. Het verzet. De woede.
Ineens wist ik zeker dat ik geen filosofie zou hebben gestudeerd als ik in Coimbra had gewoond. Vrijheid van gedachten voelde ineens als een verre droom.
Er was ook graffiti tegen toeristen. Steeds in dezelfde zwarte letters. Iemand had een mal gemaakt: fuck off tourists. Als goed toerist heb ik er een foto gemaakt.
De universiteit van Coimbra (architectuur, tradities en botanische tuin) is in 2013 tot UNESCO werelderfgoed uitgeroepen en dat betekent toerisme. En dat betekent mensen die denken: Fuck off tourists. Die graffiti houdt je als toerist een spiegel voor en dat ia dubbel. Je wil de lokale bevolking niet tot last zijn, maar tegelijk wil je wel voelen wat er in een land leeft. Je wil aan het denken gezet worden. In het gepolijste Braga heb ik geen moment nagedacht over het echte leven. Wel heb ik gedacht dat Braga me een prima plek leek voor pensionado’s.
In Coimbra voel je wat er leeft en daar werd ik verliefd op. Hippe koffietentjes naast vergane glorie. Coimbra staat vol leegstaande vervallen panden. Dichtgemetseld en vol graffiti. Je snapt het gevoel van ‘fuck off tourists’. Er is veel leegstand, omdat veel Portugezen de historische centra hebben verlaten. Vooral in grote steden als Porto en Lissabon drijft het massatoerisme de huizenprijzen omhoog, waardoor de oude centra onbetaalbaar worden voor Portugezen. Het worden toeristenattracties.
Het historische centrum van Coimbra voelt (nog) niet als toeristenattractie, maar het universiteitsterrein wel. Er stopt een toeristentreintje en er lopen studenten rond om een zakcentje te verdienen. In hun zwarte uniform met omgeslagen cape hadden ze zo uit Harry Potter kunnen zijn weggelopen (JK Rowling heeft zich door het Portugese studentenuniform laten inspireren). De aanblik van studenten die in hun uniform lopen om geld te verdienen aan toeristen werkt bij mij beter dan graffiti die zegt dat je moet oprotten. Het is de economie van vervreemding. De studenten zien een inkomstenbron, de toeristen zien een attractie. Het deed me denken aan het lot van de Papoea’s. Toeristen betalen om een foto te mogen nemen van hun gezichtsbeschilderingen, waarna ze nieuwe versieringen verzinnen om meer geld te krijgen. Beide kanten maken de ander tot stereotype.
Even later liepen we onderlangs het terras van het oude barokke universiteitsterrein. Bovenop was het uitzicht zo fantastisch geweest, maar nu liepen we langs een vestigingsmuur. Hier voel je hoe uitgesloten de universitaire wereld mensen kan laten voelen. Vanaf deze kant was de universiteit een onneembaar Fort Knox, achter wiens hoge muren de zelfverklaarde intellectuele elite zetelde. Aan deze kant van de muur zat niemand op een filosoof te wachten. Dit was een voedingsbodem voor mensen die boos waren. Die boeken in de ban wilden doen. Boos op de elite. Aan deze kant van de muur snapte ik dat gevoel wel.
Aan de voet van het universiteitscomplex begint het oude centrum. De wegen volgen een middeleeuws stratenpatroon: smal en kronkelend. Stijl omhoog of omlaag. Coimbra is een oude stad. In het hart van het oude centrum ligt de kathedraal die werd gefinancierd door de eerste koning van Portugal, Afonso Hendriques. In 1139 begon de bouw. De oude kathedraal is imposant, maar ligt te laag in de stad om overal bovenuit te torenen. De kerk is hier niet het belangrijkste monument. In de hoogte, achter de oude kathedraal, tekent zich het oude universiteitsgebouw af. Er vanaf hier tegenaan kijken voelde bijna net zo bijzonder als het uitzicht vanaf het oude universiteitsterrein. Het gevoel van de onneembare vesting was verdwenen. Het voelde als een paleis voor de wijsheid.