‘Zou je hier kunnen wonen?’
Ik keek om me heen. Dit was de plek waar het antwoord te vinden was.
We zaten op het terras van het lokale barretje in het Spaanse dorp Monda: El rincón de Miche. Er stonden 15 tafeltjes waarvan er een aantal bezet waren. Dit was de plek waar in de ochtend de lokale Spaanse bevolking elkaar trof. De mannelijke bevolking. De vrouwen hadden andere verzamelplekken. De vrouwen bereikten hun plek met de rollator, de mannen met een stok.
Onderweg naar hier waren we een rijtje vrouwen gepasseerd, ze zaten op het pleintje bij de visboer. Allemaal gebruikten ze hun rollator als zitje. De mannen in dit dorp hadden geen rollator. Misschien omdat een rollator als vrouwelijk attribuut gold, of misschien uit praktisch oogpunt. Om 12 uur zaten de mannen achter een wijntje of likeurtje bij het café. Een eigen zitje hoefden ze niet mee te brengen. En op een rollatorparking naast het café zat niemand te wachten.
Eén van de dorpsoudsten kwam aan in een grote Mitsubishi. Vanaf het terras riepen de andere mannen hem toe. Hij dubbelparkeerde achter een BMW. Iets te keurig. We hoorden de bumpers van de twee auto’s kraken. Auto’s zijn hier als Amsterdamse stadsfietsen. Elektrische auto’s zie je amper. Laat staan van die enorme in China geproduceerde bakken. Die laatsten zijn vooral uitermate geschikt om comfortabel mee in de file te staan. Niet voor de smalle straatjes van Monda.
Het barretje lag aan de Plaza de la Constitucion. Het belangrijkste plein van het dorp, hernoemd naar de grondwet. De dorpskerk staat ook aan het plein. Gebouwd op de plek waar ooit de Moorse moskee stond, staat nu de parochiekerk. Gewijd aan de apostel Santiago (Sint-Jacobus).
De vorige dag werd ik op dit terras opgeschrikt door een moeizaam slepend geluid. Ik had het al van verre horen aankomen, maar me niet omgedraaid om te zien wat het was. Het klonk vooral tergend langzaam. Niet bedreigend. Ineens had het geluid pal achter me geklonken. Het bleek een dame met rollator. Zij werd voortgetrokken door een andere dame. Haar dochter misschien. De rollator werd naast het bankje voor de kerk geparkeerd en de eigenaresse ging erop zitten. Haar begeleidster nam ernaast plaats.
Het centrale plein is een soort Tetrisspel voor auto’s. Dwars, recht, dubbel. Zolang je hem naar zo insteekt dat de doorgaande weg vrij blijft. ‘Wat is er dan met jou aan de hand?’ werd vanaf het terras geroepen naar de man die uit een ambulance werd gerold, thuis afgeleverd. Ik had half en half verwacht dat de broeder hem aan een tafeltje zou neerzetten. Maar hij werd keurig een huis ingerold.
Een verpleegster laat een oudere dame uit. Arm in arm maakten ze samen de steile afdaling naar het dorpsplein. Extra steil voor de oudere dame op haar hakken. Iedereen wordt hier uitgelaten of laat zichzelf uit.
Het dorpsplein is een plek waarvan je zou kunnen zeggen dat het leven er heeft stilgestaan, maar je kan evengoed beweren dat het dat niet doet. Hier wordt geleefd. Naarmate de dag vordert, veranderen de mensen, de leeftijden, de ontmoetingen en wat er op tafel staat. De ochtenden zijn van de ouderen. Met het verstrijken van de dag wordt het publiek steeds jonger. Het pleintje voor de visboer verandert ’s avonds in een plaatsje om te voetballen.
Als ik hier zou wonen dan zou ik ook iedere dag naar het dorpsplein gaan om te zitten en kijken. Niemand lijkt zich te vervelen. Misschien komt dat omdat deze mensen geboren zijn toen verveling nog helemaal niet bestond, maar het kan ook komen doordat ze nog aandacht hebben voor wat er om hen heen gebeurt. Je zit hier middenin het leven.