April 7, 2025

Golgotha, Monda

De poster hing overal in het dorp. Hij was op het raam van het supermarktje geplakt. Door het raam heen zag je de pakken wc-rollen opgestapeld staan. Hij hing bij de apotheek. Op de muur van de visboer, naast het vliegengordijn. Het had een filmposter kunnen zijn met Jezus en Maria in de hoofdrol. Die hoofdrolspelers maakten een film onwaarschijnlijk. De afbeelding op de poster toonde de processie die op goede vrijdag gehouden zou worden. Over 2 weken. Dag of tijdstip werden niet genoemd. Iedereen wist dat. 

De afbeelding op de poster: een menigte mensen droeg 2 draagbare schrijnen. Jezus op de ene, Maria op de andere. De tekst las: Monda semana santa 2025. Volgens Google: Heilige week 2025. Overal in Andalusië werd de heilige week gevierd met een grote processie als hoogtepunt. In het plaatsje Monda dus ook. 

De processie volgde een vaste route door het dorp. Langs de route waren tegeltableaus opgehangen. Ik ben dol op de Spaanse tegeltableaus, maar deze voldeden niet helemaal aan mijn Spaanse verwachtingen. Ze waren een beetje sober. Andere dorpen hadden mooiere tableaus, zoals in Ojén. In Monda was er alleen het statienummer met een tekst. Niet iets wat op zichzelf de moeite waard is om te fotograferen. Maar ik heb het wel gedaan. Alle 14 tegeltableaus in Monda. Het voelde als een speurtocht: alle staties vinden. De enkele dorpsbewoner die me een foto zag nemen die glunderde goedkeurend. 

Het eerste tableau was te vinden op de kerk van Monda. Op de kerk hing ook een enorm spandoek om de heilige week aan te kondigen.

‘Kijk dan dat spandoek op de kerk!’ zei ik. ‘Het is gigantisch!’  

Mijn vriendin keek me bedenkelijk aan. ‘Als je hier zou wonen, zou je dan naar de processie gaan?’ Ik dacht erover na. Sowieso wilde ik het eens zien, maar de onderliggende vraag was of ik dat zou doen vanuit het gevoel dat dat er als vanzelfsprekend bij hoorde wanneer je hier woonde, als onderdeel van de gemeenschap. De volgende vraag kwam al: ‘Ga je hier iets over schrijven?’ Dat wist ik ook nog niet. ‘Misschien.’ Ik vond het allemaal wel interessant.

Het gebruik van de processie intrigeerde me, want in Nederland doen we dat niet. In Spanje wel. Als kers op de taart stond er op die draagbare schrijn dan zo’n kitscherige Maria-pop. Ik bedoel, met poppenkleren aan en al. Dat intrigeerde me al helemaal. Voor mij is dat kitsch. Ik zou het geen kitsch vinden wanneer een eeuwenoude houten sculptuur zou worden rondgedragen. Als iets oud is dan vind ik het ‘echt’. En dat is toch eigenlijk net zo gek.

Sommige kerken in Spanje hebben altaren met een hoeveelheid poppen waardoor ik de behoefte voel te checken of ik niet in een boot zit in de Efteling en door de attractie Fata Morgana vaar. In Spanje is die poppenkleding geen kitsch, maar het tegenovergestelde: realisme. Mijn fout dus om de kleren van Maria te bestempelen als poppenkleren. Daar gaat het fout. Het is realisme. Het zijn echte kleren. Punt. 

Behalve dat de processie me intrigeerde, vond ik het ook leuk om dingen erover over te ontdekken. Zoals om in Monda alle plekken te vinden waar de poster hing. Het vertelde iets over de mate waarin het ritueel leefde. Ook het ontdekken van de route van de processie was leuk. 

Vanaf het kerkplein ging de route verder via de Calle Estacion. Een smalle steile weg, ingeklemd tussen de witte huisjes. Woonkamers direct aan de straat. Zo’n Spaans steegje waar je blijdschap voelt als je in een klein autootje rijdt. En je superieur voelt aan van die grote patserwagens die het je niet na kunnen doen.

De tableaus markeerden de 14 staties van de kruisweg van Jezus. In de goede week worden de locaties ter hoogte van deze tableaus waarschijnlijk opgetuigd tot kleine altaren en houd de processie bij iedere statie stil. De route eindigde op een berg (heuvel) aan het einde van de straat Calle Calvario. Bovenaan de weg bevond zich een kleine vlakte en een altaar genaamd El Calvario. Volgens Google: de kruisweg of Golgotha. Monda had zijn eigen Golgotha.

Het altaar was tegenwoordig witgeverfd. Iets wat ooit schijnbaar niet zo was. Misschien dat het in de jaren 70 is gebeurd, toen wit de marketingkleur werd voor de Costa del Sol. Een Spanje waar alle muren schitterend wit geschilderd waren. 

Ik vond het een leuke speurtocht, maar echt leven deed het nog niet. 

Op een dagtripje naar Malaga hoorden we eerst het geluid van troms. Daarna zagen we een schrijn. Hij werd net de kerkdeuren uit gedragen. Of eigenlijk de kerkgarage. Deze kerk had een inpandige garage voor de schrijnen.

De schrijn was bevestigd op houten balken die op mannenschouders rusten. Er was 100 man voor nodig om hem te tillen. Jonge mannen. Sterke mannen. Sommigen droegen een rugband, want daar kwam dit voor hen op neer: gewichtheffen. Als de bel 1x klonk dan zetten ze hem neer of tilden ze hem op. Je zag hun spieren trillen. De gezichten in uiterste concentratie gespannen. Het was zwoegen zoals Jezus had gedaan met het kruis.

Bij 2x bellen dan begonnen ze te lopen. Op het ritme van de troms. De fanfare was net zo noodzakelijk als het lichaam van honderd mannen. Het voelde alsof ze één waren. Één organisme. En dan was dit alleen nog maar het oefenen op een zaterdagmiddag, omdat het al bijna Pasen was. Ze hadden nog niet hun officiële outfit aan, maar nu al voelden ze aan als één. Ik snapte wel dat de kerk in zuid Spanje nog meer leefde dan in Nederland. Dit waren levende gebruiken. Dit waren mensen. Dit was een gemeenschap. 

Ik weet niet of ik ieder jaar naar de processie zou gaan kijken. Ik geloof niet in Jezus en Maria. Dat zal altijd wel blijven, maar ik zou het zeker een keer gezien willen hebben.